dinsdag 5 februari 2013

Salto

Afgelopen week woei er een warme wind vanuit de Sahara deze kant heen: de Sirocco. Op 1 februari was het ’s middags 28ºC. Die vrijdag ben ik vooral in de schaduw gebleven. Twee dagen later blijkt de temperatuur weer ‘gewoon’. Bovendien is er bewolking voorspeld en die trekt zich boven mijn hoofd samen als ik rond 11.00 uur uit de bus stap in Granadilla de Abona. Een stuk hoger gelegen dan El Médano en ook meteen een jas frisser. In lange broek en trui begin ik aan de wandeling. Bergop zal ik het wel warmer krijgen.

De kaart leidt me door het stadje, waar ook het huis gevestigd is van de gemeente waartoe El Médano behoort. Ik ga op zoek naar de afslag die me op de wandelweg brengt. Na drie kwartier begin ik bij Los Blanquitos te twijfelen aan de aanwijzingen van het VVV. Of vergis ik me in de afstand? Hoe dan ook, dit wordt niks, dan maar terug richting Granadilla. Bij de eerste bebouwing sla ik linksaf; kijken wat die Calle de las Palomas oplevert.

Barranco’s doorsnijden de flank die in feite behoort tot het complex van El Teide, Spanjes hoogste berg. De aanwezigheid van die kloven maakt de zigzaggende weg langer. Bovendien blijken ze een extra factor voor de aanleg van terrassen waarop druiven verbouwd worden, groente, aardappelen. Het water voor de land- en tuinbouw moet van ver komen. Overal zijn buizen of open kunstmatige kanaaltjes die naar de veldjes leiden of naar grote gemetselde reservoirs. Deze infrastructuur tref je aan op het gehele eiland. Vaak buiten werking en als restant van de oude tijd. Hier zijn nog veel - goed onderhouden - terrassen in gebruik en het water ruist links of rechts van de smalle weg die ik volg richting kust. Ik moet plassen en vind verlichting in een grot. Op sommige gedeeltes blijkt de omgeving een gatenkaas. De bewoners maken er gebruik van voor de opslag van tuinbouwmateriaal. Of voor zooi. Geen idee waar ik uitkom of hoe lang ik nog zal lopen. Mijn oriëntatiepunt is duidelijk aanwezig: de Montaña Roja, ‘bij mij om de hoek’, zeg maar. Inmiddels is de zon doorgebroken, wat de wandeling extra aangenaam maakt.

Het is hier hoog genoeg om bloeiende amandelboompjes te zien. Daar is het nu de tijd voor. Vorige week zag ik al de gele mimosa. Regelmatig klinkt er een doffe knal: alsof er spreeuwen bij een kersenboomgaard weggeschoten worden. Daarvoor is het nog niet het seizoen. Vóór me zie ik steeds eerst een rookwolkje in de lucht, waarna iets later de ‘pang’ volgt.

Een worp huizen. Enkele daarvan hebben Engelse of Duitse bewoners: hun namen kun je niet missen naast de brievenbus. Spanjaarden wonen eerder anoniem, denk ik. Met een van deze autochtonen maak ik een praatje. Het gehucht waar ik nu ben, heet ‘Salto’ en dat woord betekent zowel ‘sprong’ als ‘gat’. Vanwege al die kloven hier, houd ik het op de tweede betekenis. En of ik foto’s kom maken van de optocht. Daarvan weet ik niks en het blijkt dat die eerdere knallen bij processiebegeleidend vuurwerk horen. Even later komt de stoet voorbij, met op kop mannen die pijlen afschieten. Een beeld van Maria wordt onder gezang de heuvel op gedragen.

Het is al bij al een mooie tocht en weer thuis bekijk ik de kaart nog eens grondig. Die blijkt inderdaad wat grofmazig. Op een meer gedetailleerde uitvoering staat de afslag die ik in Granadilla had moeten pakken. Daar kan ik het de komende weken nog wel eens op aanleggen. Of zo laten. Alles in het leven is achteraf bekeken gemakkelijker. Soit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten