zaterdag 1 november 2014

Bossche ziel (2); clubs, toneel en drieletterwoord

Mensen die in Den Bosch wonen, lopen de kans van kleins af aan in een omgeving te leven waarin zelfgemaakte muziek, het lokale dialect en signalen dat de stad bijzonder is, een rol spelen. Die omgevingsfactoren kunnen vormend zijn in het proces waarin een jonge stedeling(e) opgroeit (zie voorgaande blog). Het is nog maar de vraag of - en zo ja welke - rol deze elementen spelen bij de totstandkoming van de Bosschenaar en zijn/haar veronderstelde ‘Bossche ziel’.

Bij eerdergenoemd trio past ook het lidmaatschap binnen de familie van een aan de ‘Bossche cultuur gebonden’ club. Afhankelijk van het soort vereniging behoren jongeren wel of niet tot het (actieve) ledenbestand. Zo heeft de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch qua leeftijd een middelbare en seniorenaanhang. De grote club is betrokken bij een flink aantal in het oog lopende activiteiten (rondleidingen, Dieze-vaartocht, werkgroepen, deelname aan Boschlogie e.a.) die allerlei aspecten van het Bossche culturele erfgoed onder de aandacht van een breed intern en extern publiek brengen.

Jongeren zullen hiervan weet hebben. Het zijn vaak de vrijwilligers (hun ouders, ooms/tantes, e.a.) uit dit soort groeperingen die een taak op zich nemen rond de promotie en het daadwerkelijke gastheerschap van de stad. De jongeren zelf zullen eerder kiezen voor deelname aan een club die actief wordt rond het Bossche carnaval.

De woordkeuze in voorgaande zin (en dan met name de keuze voor ‘die actief wordt rond’) lijkt te suggereren dat het hier een bezigheid betreft binnen een beperkte tijd. Het tegendeel blijkt waar. Den Bosch is, in een over jaren uitgesmeerd proces, inmiddels langer Oeteldonk dan drie dagen per jaar. (Waarover als eerder gezegd dus later.) In elk geval brengt deze traditie zeker ook kinderen, tieners en adolescenten (ook letterlijk) op het toneel. Ondanks was daarvan nog sprake bij (jeugd)optredens tijdens 11x11+11 Oeteldonk. Ook deze deelname draagt bij aan de groei tot ‘Bosschenaar’.

Zeker niet onvermeld mag blijven de invloed van verhalen die thuis, in boeken, aan de bar, binnen clubs over de Bossche identiteit de ronde doen. Eén daarvan wil doen geloven dat Bosschenaren een grote bek hebben. Daarover bestaan ook talloze moppen. Zeker is er enige grond voor deze bewering: waar ook ter wereld vinden inwoners van omringende kleinere gemeenschappen dat de mensen uit de aanpalende grootste plaats een grote mond hebben. Jan Elemans vermeldde in zijn proefschrift dat de bewoners van het petieterige Huisseling die protsers uit het aanpalende Ravenstein maar grootbekken vonden. Dat de Bosschenaar die kwaliteit toegemeten krijgt, maakt hem of haar niet echt anders. Op onze beurt vinden wij Bosschenaren dat Amsterdammers diknekken zijn.

Ongegrond is de bewering dat Bossche lieden geen enkele zin zouden kunnen uitspreken zonder dat daarin minimaal één keer ‘kut’ gezegd wordt. In de dertig jaar dat ik materiaal verzamelde voor de in 2002 verschenen Bossche grammatica 'Wè zeet uwes?' heb ik ‘numeriek’ geen enkele reden gevonden om dit woord een opvallende plaats te geven. Evenwel voerde Cor Swanenberg zo’n veertien jaar terug enige grond aan in zijn bijdrage voor een nationale uitgave over stadsdialecten. Zijn onderbouwing was gestoeld op het antwoord van een klein aantal Bosschenaren (waaronder ondergetekende) op de vraag welke woorden het Bosch het meest zouden karakteriseren. De uitslag verbaasde me toentertijd.

Zeker is realiteit dat autochtonen ook ongevraagd lachend aandragen dat onze stadstaal stijf zou staan van dit drieletterwoord. Waarna ‘meepesant’ een serie ‘bakken’ volgt om de populariteit van deze ‘krachtige aanspreektitel’ te demonstreren en te bewijzen. Deze ‘zelfbeschrijving’ komt in de buurt van een illusie. Of een mythe, zo u wenst: het stoere verhaal over de grofgebekte Bosschenaar (met zo’n klein hartje) die in het café schaamteloos en ongestoord ‘Tien pils, kut!’ bestelt bij de dame achter de bar. Helemaal een illusie - hoewel deze minder gênant verwoord wordt - is het feit dat onze Bourgondische traditie (van meer dan 500 jaar!) ons écht veel vrolijker maakt dan wie dan ook. Hierover gaat de volgende blog.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten