vrijdag 2 februari 2018

Komaf

Op Facebook kunnen gebruikers lid worden van bepaalde groepen. Een daarvan heet ‘Als je een echte Bosschenaar bent ...’ Het lidmaatschap trek me niet aan. Het heeft iets ‘engs’. Bietje ‘lokaal nationalisme’. Bovendien weet ik niet wat iemand tot een ‘echte’ maakt.

Misschien het feit dat je hier lang woont? De eerste Van den Berselaar van mijn tak kwam pas rond 1850 van Gemonde naar Den Bosch. De generaties daarvoor woonden vanaf 1550 hoofdzakelijk in en rond dat kerkdorpje. Huwelijkspartners met achternamen als Van den Oetelaar, Schellekens en Aarts kwamen altijd uit de buurt.

De familie van moeders kant vertoont een totaal ander beeld. De Van den Broeken en Lambooijs wonen al vele eeuwen in de stad, waarbij de mannen een duidelijke voorkeur hadden en hebben voor bruiden die van elders komen. ‘Elders’ ligt verder weg dan Gemonde.

Met mijn ‘kwartierstaat’ ben ik geen kandidaat voor het tv-programma ‘Verborgen verleden’. Bij ons werd niemand in een boekenkist naar buiten gesmokkeld, om maar eens wat onderscheidends te noemen. Misschien is het meest opvallende feit, de deelname van de 18-jarige Jacobus Lambooij aan de slag bij Waterloo in 1815. Als oude knar is hij in 1875 met nog zeven oud-strijders terechtgekomen op een schilderij dat nu bij museum Slager hangt. (Hij staat links, met zijn linkerwang gevlijd tegen het vaandel. Uit overtuiging? Ik kan me voorstellen dat hij gewoon moe werd van het lange staan.) Zijn vrouw heette Catharina Loew, en die kwam helemaal uit Weiler-la-Tour, Luxemburg.

Daar blijft het niet bij, want hun oudste zoon Henricus Lambooij - opa van mijn moeder Riek van den Broek - trouwde in 1875 met Gerardina Dumernit. Die lijkt me van Duitse komaf. Haar vader Augustinus Dumernit was getrouwd met Anna Mackay, en dat doet aan Schotland denken. De moeder van Anna Mackay heette Anna Borki, wat Zwitsers klinkt.

Geen ontdekkingsreizigers, zeehelden of baljuws. De vrouwen waren fruitverkoopster, strijkster, koopvrouw in lompen en oud ijzer, schoonmaakster, kantwerkster, breister. Met hun mannen woonden ze in het Tolbrugkwartier, op de Vughterendijk, aan de Hinthamerstraat. Die mannen waren barbier, pruikenmaker, nachtwaker, glasblazer, touwdraaier, smid-bankwerker, speldenmaker, huisknecht, wijnsteker. En soldaat.

Jacob Dommerniet, geboren rond 1758 ‘te Wolfshagen in 't Hessische, soldaet inde Comp van Capt Streck, in 't Regt mariniers van den Gen Major Bentinck in guarnisoen alhier’ werd de eerste Dummernit in de stad. Hij was dus in Den Bosch ingekwartierd. In het Duitse Hessen werd hij gereformeerd gedoopt en hij onderging hij in Bokhoven een ‘overdoop’. Hij werd de vader van oma’s oma en de schoonvader van Anna Mackay.

Ook namen als Mackay en Borki doen aan het garnizoen denken. Is het niet het Bossche, dan wel dat van bijvoorbeeld Bergen op Zoom. Het is bekend dat Schotse en Zwitserse militairen in Den Bosch gelegerd werden. Overplaatsing was niet ongebruikelijk. Het heeft er volgens de gegevens alle schijn van dat de van oorsprong gereformeerde naamgevers Mackay en Borki hun nazaten verwekt hebben in een ‘relatie’ met Bossche meisjes, te weten Anna Abrams en Petronella Bennekens. Waar ‘nodig’ werd het gereformeerde op enig moment met een ‘omdoop’ omgezet in RK.

Alle genoemde achternamen komen in allerlei spellingvarianten voor in de doop- en andere registers. Overigens werd Dumernit het huidige Doomernik.

Voor het monnikenwerk ben ik mijn achterneef René van Toosje van ome Jan erg dankbaar. Een deel was me al bekend. Zijn speurwerk maakt het me sinds afgelopen week mogelijk de geschiedenis van mijn familie nog beter te lezen in relatie tot de ‘officiële’ geschiedenis van Den Bosch, waarin - zoals gebruikelijk - de namen ontdekkingsreizigers, zeehelden of baljuws de boventoon voeren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten